JEANNIOT Pierre Georges

BEDACHTZAAM

Olieverf op doek: 70,8 x 92 cm
Gesigneerd linksonder

Schilder van portretten, genretaferelen en landschappen; aquarellist, tekenaar en illustrator. Pierre Georges Jeanniot werd in 1848 geboren in Genève als kind van Franse ouders. Hij was een leerling van zijn vader, Pierre-Alexandre, die lange tijd directeur was van de kunstschool van Dijon. Hij begon aan een carrière in het leger, maar stelde reeds vanaf 1872 aquarellen tentoon op het Salon van Parijs. In 1873 stelde hij er zijn eerste olieverfschilderij tentoon en exposeerde hij er regelmatig. In 1881 nam hij met de rang van kapitein ontslag uit het leger en legde hij zich full time op zijn kunstenaarschap toe. Hij vestigde zich in Parijs, waar hij in 1882 een eervolle vermelding ontving op het Salon, een derde klasse medaille in 1884 en een zilveren op de edities van 1889 en 1900.

Hij werd bij de oprichting van de Société Nationale des Beaux-Arts in 1890 onmiddellijk lid. Hij werd benoemd tot Chevalier in het Légion d’Honneur. De vroegste werken die hij inzond waren vooral taferelen uit het militaire leven. Later werd hij vooral bekend voor zijn weergaves van elegante dames tijdens de Belle Epoque in Parijs en op de stranden van de voor die tijd nieuwe badplaatsen en voor zijn voorstellingen van de renbaan. Hij illustreerde ook menig literair werk, waaronder Maupassants “Contes choisis” (1886), Goncourts “Germinie Lacerteux” (1886) en “La fille Elisa” (1895) en Daudets “Tartarin de Tarascon” (1887). Hij werkte ook aan de illustraties van Victor Hugo’s “Les Misérables” (1887) en illustreerde ook Zola’s “La Débâcle” en “La Curée” (1893-1894), Octave Mirbeaus “Le Calvaire” (1901), Molières “Le Misanthrope” (1907), Balzacs “Les Paysans” (1911), Laclos’ “Les liaisons dangereuses” (1917) en Voltaires “Candide” en “The Voyage à St Cloud”.

Hij was een van de oprichters van “La Vie Moderne”; later werd hij directeur van “Journal amusant”.

Krachtige en expressieve tekenstijl. Zijn brillante waarnemingsvermogen van het komische in het hedendaagse leven vormt zijn gote sterkte.

Periode:
Genève 1848 - 1934
Franse School

Musea:
Alès - Buenos Aires - Nancy - Parijs - Oslo

Literatuur:
E. Bénézit, "Dictionary of Artists", Paris 2006, Vol. 7, p. 789-790.